Naar inhoud springen

titi

Uit WikiWoordenboek
Het bernhardaapje is een titi.
  • ti·ti
enkelvoud meervoud
naamwoord titi titi's
verkleinwoord - -

de titim

  1. (primaten) springaapje, benaming voor apen uit het geslacht Callicebus op Wikispecies, voorkomend in het gebied van de Amazone
    • De observatie van Wallace was juist. Voor de titi en de marmoset (beiden apenfamilies van het hoge drooglandbos) werkt het perfect. Deze soorten kunnen niet zwemmen en kunnen dus met geen mogelijkheid de rivier oversteken. Door deze isolatie van verschillende populaties is er geen genenuitwisseling meer en kunnen er aparte soorten ontstaan. [2]
8 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]


titi

  1. (roofdieren) kat


titi m

  1. (spreektaal) straatjongen, schoffie [1]
    «Nogrette, il avait une touche de beauf, de voyoucrate, me raconte Mohand Hadjaz, ancien ouvrier de Renault, cégétiste. Mais il avait aussi un côté prolo, titi parisien, rigolard.»[2]
    „Nogrette, hij had iets weg van een lomperd, van een boef.”, vertelde Mohand Hadjaz me, voormalig Renault-arbeider, vakbondsman. Maar hij deed je ook denken aan een proleet, een vrolijke, Parijse straatschoffie.


  • ti·ti

titi

  1. over een brug of plank oversteken
  2. overbruggen, brug