perforeren
Uiterlijk
- Geluid: perforeren (hulp, bestand)
- per·fo·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doorboren’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse perforer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
perforeren |
perforeerde |
geperforeerd |
zwak -d | volledig |
perforeren
- overgankelijk ergens een gat in maken dat de ene zijde met de andere verbindt
- Hij perforeerde de stapel rekeningen en deed ze in een ordner.
1. ergens een gat in maken dat de ene zijde met de andere verbindt
- Het woord perforeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "perforeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "perforeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ perforeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %