Naar inhoud springen

neppe

Uit WikiWoordenboek
  • nep·pe
enkelvoud meervoud
naamwoord neppe -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de neppev / m

  1. (verouderd) kattenkruid, naam voor planten uit het geslacht Nepeta op Wikispecies
    • Men at toen ook graag (gemalen!) salade. Met een massa kruiden, o.a. neppe (kattenkruid), waarvan katten heel high kunnen worden. [3]

neppe

  1. verbogen vorm van de stellende trap van nep
    • Die snor maakt de gemiddelde agent (elke agent dus) alleen maar lachwekkender op het moment dat hij je voor een overtreding aanhoudt. Daar bovenop komt dan nog dat vreselijk neppe autoritaire toontje —„Hé jongeman, kom jij eens hierrr!"— en die strenge blik waarmee ze je proberen te intimideren en bang te maken. [4]


  • nep·pe
  • Bijwoord: Afkomstig van de Oudnoorse woorden hneppr en neppr.
Naar frequentie 1734

neppe

  1. nauwelijks, vrijwel
    «Det blir neppe nok penger til å bygge en nye kirke i Våler etter brannen.»
    Er is nauwelijks genoeg geld voor het bouwen van een nieuwe kerk in Våler na de brand.


  • nep·pe
  • Bijwoord: Afkomstig van de Oudnoorse woorden hneppr en neppr.
  • Werkwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord hneppa.

neppe

  1. nauwelijks, vrijwel
vervoeging
onbepaalde wijs neppe
neppa
tegenwoordige tijd nepper
verleden tijd nepte
voltooid
deelwoord
nept
onvoltooid
deelwoord
neppande
lijdende vorm neppast
gebiedende wijs nepp
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

neppe

  1. samenvouwen, vouwen
  2. omdoen
  • [1]: neppe hendene
je handen vouwen
  • [2]: neppe kleda om seg
kleding aandoen