kapitaliseren
Uiterlijk
- ka·pi·ta·li·se·ren
- afgeleid van het Franse capitaliser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kapitaliseren |
kapitaliseerde |
gekapitaliseerd |
zwak -d | volledig |
kapitaliseren
- overgankelijk (financieel) bij het kapitaal voegen
- Een deel van de interest werd gekapitaliseerd.
- inergatief ~ op groter en machtiger worden door profijt van iets te trekken
- Zij kapitaliseerden snel op het succes van die nieuwe uitvinding.
- ergatief zich gaan baseren op kapitaal
- In die tijd kapitaliseerden de arbeidverhoudingen en verloren de feodale structuren hun betekenis.
1. kapitaal laten aangroeien
- Het woord kapitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal