digibeet
Uiterlijk
- di·gi·beet
- kofferwoord van digitaal bn en analfabeet zn , in de betekenis van ‘iemand die volstrekt onkundig is op het gebied van computers’ aangetroffen vanaf 1995 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | digibeet | digibeten |
verkleinwoord | digibeetje | digibeetjes |
de digibeet m
- (persoon) (informatica) iemand zonder kennis en vaardigheid om met computers te werken
- ▸ Veel mensen hebben zorgen over de plannen om alle communicatie met de fiscus te digitaliseren. (…) Mensen die geen computer of internet hebben, digibeet zijn of niemand kennen die kan helpen, kunnen toch een papieren brief van de Belastingdienst krijgen.[3]
- mannelijke vorm van digibete
- Het woord digibeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "digibeet" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ digibeet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "digibeet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Ombudsman doet onderzoek naar verdwijnen blauwe envelop” (25 november 2015) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 53 %