Naar inhoud springen

wiebelde

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
  • wie·bel·de
vervoeging van
wiebelen

wiebelde

  1. enkelvoud verleden tijd van wiebelen
    • Ik wiebelde. 
    • Jij wiebelde. 
    • Hij, zij, het wiebelde.