Naar inhoud springen

doc

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
enkelvoud meervoud
doc -

doc

  1. doctor, iemand met een doctorstitel
  2. dokter
  3. een meer algemene aanspreektitel voor iemand die men hoogacht of veinst hoog te achten
    «What's up, doc
    ~ Hoe gaat het, meneertje?


doc m

  1. (spreektaal) dokter
    «Tu vas direct chez le doc, tu m’entends?»
    Je gaat meteen naar de dokter, begrijp je dat goed? [1]


doc

  1. tien