offeren
Uiterlijk
- of·fe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
offeren |
offerde |
geofferd |
zwak -d | volledig |
offeren
- wijden aan, als offer aanbieden
- Bij zijn dagelijkse bezoek aan de tempel offert de boeddhist wierook en voedsel.
- doden (van een dier)
- betalen (volkstaal)
- belasting betalen (volkstaal)
1. wijden aan
3. betalen