vervalsen
Uiterlijk
- ver·val·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervalsen |
vervalste |
vervalst |
zwak -t | volledig |
vervalsen
- overgankelijk een bedrieglijke kopie van iets waardevol maken
- In de achterkamer waren ze geld aan het vervalsen.