maaien
Uiterlijk
- Geluid: maaien (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈmaɪ̯ə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmaɪ̯ə(n)/
- maai·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
maaien |
maaide |
gemaaid |
zwak -d | volledig |
maaien
- met een werktuig het bovengrondse deel ergens van verwijderen.
- Hij heeft vanmorgen het gras gemaaid.
1. met een werktuig het bovengrondse deel ergens van verwijderen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.