telling
Uiterlijk
- tel·ling
- Naamwoord van handeling van tellen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telling | tellingen |
verkleinwoord | tellinkje | tellinkjes |
telling v
- de handeling van het tellen.
- We zullen een telling moeten houden.
- het resultaat van het tellen.
- Deze telling klopt niet helemaal.