Naar inhoud springen

maandag

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 16 mrt 2024 om 17:56 (→‎top: lidwoord voor trefwoord, doorloop 1.1)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • maan·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord maandag maandagen
verkleinwoord maandagje maandagjes

de maandagm

  1. (tijdrekening), (dag) een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
    • Maandag is de meest gehate dag van de week. 
  • Een blauwe maandag.
Een korte tijd.
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


maandag

  1. (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde


maandag

  1. (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde