nippertje
Uiterlijk
- nip·per·tje
- afgeleid van het verouderde nipper met het achtervoegsel -tje [1]
- [2] in de betekenis van ‘ogenblik’ aangetroffen vanaf 1872 [2]
het nippertje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nipper
- laatste mogelijkheid (gangbaar in de uitdrukking: op het nippertje)
- iemand die met heel kleine teugjes drinkt en klein, goed bekend of min wordt gevonden
- op het nippertje
op het allerlaatste moment
- • Hij haalde de autobus op het laatste nippertje.
- • Ik was op het nippertje op tijd aangekomen op mijn bestemming. [3]
- Het verkleinwoord is, vooral in de genoemde uitdrukking, tegenwoordig veruit de meest gangbare vorm. Maar omdat "op de nipper" over een lange periode ook wordt gebruikt, is "nippertje" geen echt zelfstandig verkleinwoord.
- Het woord 'nippertje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nippertje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ nippertje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "nippertje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -tje in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %