annex
Uiterlijk
- an·nex
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aangrenzend’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
(nevenschikkend)
annex
- en tevens
- Hij is voorzitter annex penningmeester van de voetbalclub.
- Hij had een woonkamer annex slaapkamer.
- ▸ In het Palais des Bonbons et du Nougat in Montélimar is met klassieke auto's een file opgesteld. In Pouilly-sur-Loire staat Les 200 Bornes, een pompstation annex hotel-restaurant in oude stijl.[2]
- ▸ ‘Als inschenkassistent annex bekerophaler, lijkt je dat wat? ’Jeroen reageerde ongebruikelijk voor iemand die zojuist een flinke sneer van zijn vrouw had ontvangen.[3]
- Het woord annex staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "annex" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "annex" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be