Naar inhoud springen

transformeren

Uit WikiWoordenboek
Versie door Marcel coenders (overleg | bijdragen) op 27 aug 2020 om 22:46
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • trans·for·me·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een andere vorm geven’ voor het eerst aangetroffen in 1483 [1]
  • afgeleid van het Franse transformer (met het voorvoegsel trans- met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
transformeren
transformeerde
getransformeerd
zwak -d volledig

transformeren overgankelijk [3]

  1. van gedaante doen veranderen
     Tijdens het eten van mijn pastaprutje transformeerde de lucht tot een oranje vuurzee door de ondergaande zon.[4]
     De strak opgemaakte kamer wist ik in no time te transformeren tot een stinkende rotzooi.[4]
  2. (elektrotechniek) in een ander voltage omzetten d.m.v. een transformator
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]