foutloos
Uiterlijk
- fout·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | foutloos | foutlozer | foutloost |
verbogen | foutloze | foutlozere | foutlooste |
partitief | foutloos | foutlozers | - |
foutloos
- zonder fouten, zonder misslagen
- De secretaresse kon foutloos typen.
- ▸ In plaats van anonimiteit trof ik op mijn eerste avond mijn foutloos gespelde naam aan die in de verzilverde servetring was gegraveerd die mijn vaste tafel in het restaurant markeerde.[1]
- ▸ Mijn spelling was op z’n zachtst gezegd interessant omdat ik in Engeland op school heb gezeten en nooit foutloos Nederlands heb leren schrijven.[2]
- Het woord foutloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foutloos" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 29
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be