sliding
Uiterlijk
- sli·ding
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘glijdende beweging bij voetbal’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sliding | slidings |
verkleinwoord |
- (voetbal) een glijdende beweging met de benen om de bal te veroveren van de tegenstander, waarbij soms de benen van de tegenstander (eerst) worden geraakt in plaats van de bal
- Toni had na een half uur al mot met een van de jongens. Een Roemeen zou iets te hard zijn ingekomen met een sliding. Toni's dreiging dat hij hem zou laten zwemmen met een blok beton begreep de Roemeen niet. De andere probeerde het hem uit te leggen terwijl Toni ze voor stomme konijnenneukers uitmaakte; hij bleef maar schreeuwen.[4]
- Hij scheurt bij een sliding de voorste kruisband van zijn linkerknie af. ,,Ik speel nooit meer tegen NAC," zegt Heitinga in zijn emotie. [5]
- (sport) glijdende beweging bij honkbal om het honk te halen voordat de bal gevangen is door de honkman
- Het woord sliding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sliding" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sliding" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sliding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Stralen, Auke vanTankstelle [2014] ISBN 978-90-468-1581-6 pagina 154
- ↑ Tubantia Minne Groenstege 26-oktober-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voetbal in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %