meesteren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  meesteren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mees·te·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van meester met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
meesteren	meesterde	gemeesterd
zwak -d	volledig

Werkwoord

meesteren

Hyponiemen

• bemeesteren, mismeesteren, overmeesteren, schoolmeesteren, vermeesteren

Gangbaarheid

• Het woord meesteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.