maaien
Uiterlijk
- Geluid: maaien (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈmaɪ̯ə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmaɪ̯ə(n)/
- maai·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
maaien |
maaide |
gemaaid |
zwak -d | volledig |
maaien
- overgankelijk met een werktuig het bovengrondse deel ergens van verwijderen
- Hij heeft vanmorgen het gras gemaaid.
1. met een werktuig het bovengrondse deel ergens van verwijderen
de maaien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord maai
- Het woord maaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maaien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %