Naar inhoud springen

maaien

Uit WikiWoordenboek
  • maai·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
maaien
maaide
gemaaid
zwak -d volledig

maaien

  1. overgankelijk met een werktuig het bovengrondse deel ergens van verwijderen
    • Hij heeft vanmorgen het gras gemaaid.