groep

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  groep    (hulp, bestand)
• IPA:
  • (Nederland) /ɣrup/
  • (Vlaanderen) /ʝrup/

Woordafbreking

• groep

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	groep	groepen
verkleinwoord	groepje	groepjes

Zelfstandig naamwoord

groep v

1. uit meerdere personen, dieren of eenheden bestaand geheel

   • Een groep Japanse toeristen stond volop foto's te nemen. 

2. (elektrotechniek) deel van een installatie dat afzonderlijk is beveiligd

Verwante begrippen

• verzameling

Hyponiemen

aandachtsgroep actiegroep adresgroep alkoxygroep arbeidersgroep azogroep beeldengroep begeleidingsgroep beleggersgroep beleidsgroep beroepsgroep bevolkingsgroep bloedgroep boekhandelsgroep buurtgroep cabaretgroep capaciteitsgroep carbonylgroep cirkelgroep codeergroep controlegroep chlorietgroep debiteurengroep dichtersgroep discussiegroep = distributiegroep doelgroep dosisgroep drukgroep eilandengroep eurogroep exportgroep factorengroep focusgroep functiegroep gebruikersgroep geweergroep gewestgroep hoofdgroep hydroxylgroep immigrantengroep initiatiefgroep interessegroep internetgroep interventiegroep jeugdgroep jongensgroep jongerengroep keurgroep kindergroep = klankbordgroep klankgroep kwantumgroep leerlingengroep lobbygroep loongroep machinegroep mailgroep mannengroep meidengroep mensenrechtengroep migrantengroep milieugroep moedergroep muziekgroep nieuwsgroep ontwikkelingsgroep opleidingsgroep patiëntengroep percussiegroep peutergroep plantengroep polyedergroep practicumgroep pressiegroep productgroep = productiegroep projectgroep researchgroep rockgroep schoolgroep stijlgroep studentengroep subgroep supermarktgroep taakgroep terreurgroep terroristengroep therapiegroep toneelgroep totemgroep transportgroep vastgoedgroep verzetsgroep vinylgroep vriendengroep vrijwilligersgroep vrouwengroep wandelgroep wereldgroep werkgroep woordgroep

Afgeleide begrippen

groepenautomaat groependoormelding groepenkaart groepensysteem groepentheorie groepmetaal groepsaangelegenheid groepsactie groepsarbeid groepsatmosfeer groepsautomaat groepsbegeleiding = groepsbestuur groepsbezigheid groepscode groepscultuur groepschakelaar groepsdelict groepsdirecteur groepsdiscussie groepseenheid groepsemigratie groepsfase groepsfunctie = groepsgeluid groepsgevoeligheid groepshuwelijk groepsideologie groepsinstructie groepsinteractie groepsleiding groepslidmaatschap groepslokaal groepsmaatschappij groepsmechanisme groepsonderwijs = groepsontwikkeling groepsproces groepspsychologie groepspsychotherapie groepssaamhorigheid groepssfeer groepssnelheid groepstaal groepsterritorium groepstherapie groepsverbondenheid groepvorming

Vertalingen

    1. uit meerdere personen of eenheden bestaand geheel   

Duits: Gruppe (de) v Engels: group (en) Frans: groupe (fr) v

Papiaments: agrupashon Spaans: agrupación (es) v, grupo (es) m Turks: grup (tr)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.