Jozef Israëls: verschil tussen versies
Uiterlijk
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
nieuw citaat, 1910-11 |
→Citaten over Jozef Israëls - chronologisch: citaat over, 1861 |
||
Regel 75: | Regel 75: | ||
==Citaten over Jozef Israëls - chronologisch== |
==Citaten over Jozef Israëls - chronologisch== |
||
{{Citaat |
|||
| tekst = Doch Israels' 'Hanna' zoekt heilige gewaarwordingen [..] omdat hij alle traditioneelen vorm terzijde stelt en slechts menschelijk is. [..] Al die opgeschroefde conventioneele manieren eener heilige kunst en eener groot historische kunst roeren ons niet meer. In verband met die eerste en met de laatstgenoemde historieschilderij van Israëls, toonde zich deze bekeering van de aësthetiek bijna als een verdienste van den meester zelf, die den kunstsmaak door zijn werk als 't ware den weg gewezen had. |
|||
| bron = {{aut|Max Eisler}}, in 'Nederlandsche Spectator', 13 juli 1861, p. 219 |
|||
| aangehaald = DBNL, [https://www.dbnl.org/tekst/_els001191101_01/_els001191101_01_0085.php 'Zandvoort 1855 door dr. Max Eisler.'] in ''Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift'', 1911, p. 268 |
|||
| opmerking = De recensie in de Spectator schreef over het in 1861 in Den Haag tentoongestelde schilderij van Israëls, [https://www.flickr.com/photos/amber-tree/21457900198/ 'Hannah in de Tempel']; deze recensie betekende ook een omslag in de waardering van de Hollandsche historieschilderkunst, volgens Max Eisler |
|||
}} |
|||
{{Citaat |
{{Citaat |
||
| tekst = ..de smaken waren toen [c. 1848] zóó zonderling, zóó anti-artistiek, dat eens, toen hij [= Jozef Israëls] een portret van een oude vrouw had gemaakt, [[w:Jan Adam Kruseman|Jan Kruseman]] (zijn leermeester) tegen hem zei dat hij niet meer zulke leelijke menschen moest schilderen, omdat dit den goeden smaak bedierf. |
| tekst = ..de smaken waren toen [c. 1848] zóó zonderling, zóó anti-artistiek, dat eens, toen hij [= Jozef Israëls] een portret van een oude vrouw had gemaakt, [[w:Jan Adam Kruseman|Jan Kruseman]] (zijn leermeester) tegen hem zei dat hij niet meer zulke leelijke menschen moest schilderen, omdat dit den goeden smaak bedierf. |
Versie van 6 mrt 2021 22:10
Jozef Israëls (Groningen, 27 januari 1824 – Den Haag, 12 augustus 1911) was een Nederlandse schilder, etser en lithograaf. Hij was een van de voornaamste schilders uit de Haagse school.
Citaten van Jozef Israëls - chronologisch
- „Zorg voor zuiverheid in de verf en niet zoo stinkerig dik van smeerderij, dun, dun, dun, en zo op het licht hier en daar een zetje dik[ke verf] [..] dikke binnenhuizen zijn onaangenaam - lang teekenen voor je begint en het prettig bij elkaar arrangeren voor gij aan het verwen gaat..”
- Bron: Jozef Israëls, opmerking tegen w:David de la Mar, 1867, " Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk - Lokhorst, Jan van (1837-na 1874)", Brussel, 1862-03-03
- Aanhaling(en): Mayken Jonkman & Eva Geudeker, "Mythen van het Atelier", D'jonge Hond, Zwolle/The Hague, 2010, ISBN 9789089102065; en "Jozef Israëls", Joods virtueel museum.
- Het citaat van Jozef Israëls illustreert goed dat Jozef Israëls circa 1867 zelf nog op een vrij traditionele wijze schilderde, wat hij hier op het atelier overdroeg aan de jongere schilder David de la Mar
- „Dat is altijd lastig [een herhaling te maken] en kan slechts een potboiler [letterlijk: broodschrijver] worden.”
- Bron: Jozef Israëls, brief van 13 Dec. 1876, aan kunsthandel Pilgeram & Lefèvre in Londen; (Foundation Custodia, Paris,input no. 1971-A.506)
- Aanhaling(en): Dieuwertje Dekkers, Jozef Israëls, 1824 – 1911, Waanders, Zwolle 1999, p. 192 ISBN 9789040093999
- Israëls werd gevraagd om een duplicaat te maken van zijn schilderij 'Karig Maal'. Hij weigerde dit en stelde een vergelijkbaar schilderij voor, maar dan met een schoenmaker op zijn kruk; op de achtergrond snijdt zijn vrouw het brood
- „Men [had er] van alles op te zeggen en wat ik er mee bedoelde vatte niemand. [..] men noemde het de apotheose van een schoudermantel, de figuur veel te groot voor het kader, enz. enz. Vreemd genoeg heeft het vervolgens bijna op alle tentoonstellingen zeer voldaan en wordt [het] nog voor een mijner besten gehouden.”
- Bron: Jozef Israëls, ruim na 1880, De Haagse School, R. de Leeuw / J. Sillevis / C. Dumas; Haags Gemeentemuseum, 1983, p. 193 ISBN 906522006
- Aanhaling(en): Arsine Nazarian, Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw., juli 2008, Utrecht, p. 62
- Aanvankelijk werd het schilderij 'Als men oud wordt' in 1880 (zie afbeelding, rechts) slecht ontvangen, het gold in die jaren als een van Israëls meest omstreden werken. Toch werd het schilderij het meest geëxposeerd van al zijn werken; hij maakte dan ook meerdere versies
- „Je kunt er niets van weten wat er uit je komt: al je weten komt verkeerd uit: wat je niet weet en heelemaal niet dacht dat er komen zou, dat komt er in eenen, soms met een vloek en een zucht, en daar heb je 't. - Alles komt terecht. Ik heb dingen gemaakt, die ik vergeten had van voor vijf en twintig jaar. Eerst wist ik ze te goed, maar toen vergat ik ze, ik moest ze vergeten en toen maakte ik ze. - Als iets niet mooi wordt, dan ga je maar weer aan wat anders. Tobben geeft niet. Straks beter? Neen, straks beter, dat moet men ook niet meer zeggen. Je weet niet of het straks beter wordt.”
- Bron: Albert Verwey, brief aan K. van Vloten, Den Haag, 28 August 1888
- Aanhaling(en): Albert Verwey - Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888, Querido 1995, p. 497-98
- Albert Verwey liep voor het eten nog samen even met Jozef Israëls door het [Haagse?] bos in Den Haag en noteerde deze opmerking van Israëls later in zijn brief aan Kitty van Vloten
- „Er zijn er die vinden dat het [de Nachtwacht, in het net geopende Rijksmuseum in 1884] er prachtig is [hangt], - het blinkt, het schatert even als een kermisstuk, maar is dat de manier waarop die grootste kunst moet worden tentoongesteld? Het is immers onnoodig om iets bij te brengen aan het toch reeds zoo sterke effect en het saamgedrongene der compositie, maar men moet weten, kennen en voelen, waar het hem eigentlijk bij Rembrandt om te doen is. Het is geen pretmaker of een schreeuwleelijk, het is een ernstige en breede kunst..”
- Bron: Jozef Israëls, brief aan Jan Veth, herfst van 1894
- Aanhaling(en): In het Rijksmuseum, Jan Veth; Holkema’s Boekhandel, Amsterdam, 1894, p. 13
- Rembrandt was voor Jozef Israëls de grootste en inspirerende Nederlandse schilder, waardoor hij zich grote zorgen maakte over de presentatie van de 'Nachtwacht' in het Rijksmuseum. Hij schreef later hierover nog een brief naar de betreffende minister
- „Iederen dag zal ik u graag ontvangen, alleen, Zaterdags niet, want dan werk ik niet, in dat opzicht ben ik altijd nog jood.”
- Bron: Max Eisler, c. 1910, opmerking van Jozef Israëls op late leeftijd, in 'Herinneringen aan Josef Israëls bij zijn honderdsten geboortedag'
- Aanhaling(en): DNLB, Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34, 1924, p. 90
- Jozef Israëls - bijna 86 jaar - ging nog iedere morgen naar zijn atelier in den Haag, waar hij tot 's middags bleef werken; Eisler werd uitgenodigd om dan op bezoek te komen, maar niet de dag van Sabbat
- „Ik had een goed model gevonden en geschilderd. Maar ik was ontevreden, want ik vond dat het niet op de goede plaats zat. En zoo zwierf de figuur over het doek heen en weer tot ze de plaats en de houding vond die ze nu heeft. Maar ik voelde mij ook toen nog niet zeker, zette het doek op zij en wachtte [..] Ondertusschen kwam mijn zoon [ Isaac Israëls ] eens over uit Amsterdam. Hij zag het doek en werd flink boos: "Houd nu toch eens op met daaraan door te werken, anders wordt het nooit goed." Maar korten tijd later verscheen er een commissie uit Rotterdam, die het stuk voor het museum koopen wilde, vroeg mij het doek voor een paar dagen te leen, maar verklaarde toen dat de handen toch niet heelemaal goed waren en opnieuw geschilderd moesten worden. Daar zat ik weer met mijn ouden twijfel. Toen hielp de Parijsche 'Salon' mij, waar het doek veel lof kreeg. En zoo bleef het dan in dien toestand.”
- Bron: Max Eisler, c. 1910, opmerking van Jozef Israëls op late leeftijd, in 'Herinneringen aan Josef Israëls bij zijn honderdsten geboortedag'
- Aanhaling(en): DNLB, Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34, 1924, p. 93
- Jozef Israëls kijkt terug op het schilderen circa 1894-96 aan zijn schilderij 'Vrouw aan het Venster', (collectie, Museum Boymans te Rotterdam)
- „Ik heb voorloopig de kleuren maar zoo ongeveer opgezet, want ik weet nog niet recht wat het worden zal. Ik zoek de uitdrukking van een gevoel dat mij zelf nog niet helder bewust is.”
- Bron: Max Eisler, c. 1910-11, opmerking van Jozef Israëls op late leeftijd, in 'Herinneringen aan Josef Israëls bij zijn honderdsten geboortedag'
- Aanhaling(en): DNLB, Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34, 1924, p. 94
- Israëls was bijna 87 toen hij dit schilderij in enkele uren neerzette - Visser met hengel, aan de sloot. Eisler was op atelierbezoek en zag het schilderij nat in de verf staan, één van zijn laatste werken
Citaten over Jozef Israëls - chronologisch
- „Doch Israels' 'Hanna' zoekt heilige gewaarwordingen [..] omdat hij alle traditioneelen vorm terzijde stelt en slechts menschelijk is. [..] Al die opgeschroefde conventioneele manieren eener heilige kunst en eener groot historische kunst roeren ons niet meer. In verband met die eerste en met de laatstgenoemde historieschilderij van Israëls, toonde zich deze bekeering van de aësthetiek bijna als een verdienste van den meester zelf, die den kunstsmaak door zijn werk als 't ware den weg gewezen had.”
- Bron: Max Eisler, in 'Nederlandsche Spectator', 13 juli 1861, p. 219
- Aanhaling(en): DBNL, 'Zandvoort 1855 door dr. Max Eisler.' in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 1911, p. 268
- De recensie in de Spectator schreef over het in 1861 in Den Haag tentoongestelde schilderij van Israëls, 'Hannah in de Tempel'; deze recensie betekende ook een omslag in de waardering van de Hollandsche historieschilderkunst, volgens Max Eisler
- „..de smaken waren toen [c. 1848] zóó zonderling, zóó anti-artistiek, dat eens, toen hij [= Jozef Israëls] een portret van een oude vrouw had gemaakt, Jan Kruseman (zijn leermeester) tegen hem zei dat hij niet meer zulke leelijke menschen moest schilderen, omdat dit den goeden smaak bedierf.”
- Bron: Ph. Zilcken, "Peintres Hollandais Modernes", 1894
- Aanhaling(en): Max Rooses, "Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw", Deel 1, p. 94; Elsevier, Amsterdam 1898.
- In dit citaat beschrijft de veel jongere kunstschilder Ph. Zilcken het Haagse dominerende schilders-klimaat rond 1850 en de positie van Jozef Israëls daarin
- „Of Israëls lijdt met de lijdenden, die hij schildert, of deze poëet der ellende een melancolicus is, of de droeve bekoring zijner werken gefilterd werd uit eigen smart? [..] De zaak is dat de Heer Israëls geen lyricus van nature is, maar dat men, naar ik meen, in hem vooral een groot dramatisch talent te onderkennen heeft. En droefheid en ellende zijn hem voor de bijzondere expressie van dat dieper gelegen reëele, dat hij van nature nastreeft, meer dan iets anders dankbare stof gebleken.”
- Bron: Jan Veth, "Gedenkboek der Hollandsche schilderkunst uit het tijdperk 1860-1890", 1893 & 1898, C.M. van Gogh, Amsterdam.
- Aanhaling(en): Max Rooses, "Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw", Deel 1, "Jozef Israëls", door J. de Meester, p. 96, Elsevier, Amsterdam, 1898
- Andere kunstcritici in zijn tijd hadden veel kritiek op de sentimentele of melancholische uitdrukking van zijn schilderijen
- „Wie het dus een geluk acht, in grooten kring bekend te zijn, kan zeggen, dat de heer Israëls in zijn kunstenaarscarrière het fortuin gehad heeft, met werken van voorbijgaande belangrijkheid beroemd te worden, en later met schilderijen van onschatbare waarde, dien eens verworven roem meer dan verdiend te hebben.”
- Bron: Jan Veth,
- Aanhaling(en): De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende Eeuw, G. H. Marius; Martinus Nijhoff, s-’Gravenhage, tweede druk, 1920, p. 120
- In dit citaat doelde Jan Veth op de schilderperiode van Jozef Israëls, waarin hij onder andere de kinderen aan het Scheveningse strand schilderde, zoals in zijn bekende doek 'Kinderen der Zee' (zie rechts)
Externe links
- afbeeldingen van het werk van Jozef Israels, hoge resolutie - Rijksstudio van Rijksmuseum, Amsterdam
Galerij van werken
-
Jozef Israëls, 1863: 'Kinderen der Zee', olieverfschilderij
-
Jozef Israëls, 1880: 'Als men oud wordt', olieverfschilderij
-
Jozef Israëls, c. 1902: 'De aardappeleters', olieverf op linnen
-
Jozef Israëls, 1903: 'Joodse bruiloft', olieverf op linnen