Jozef Israëls: verschil tussen versies
Uiterlijk
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Citaten over Jozef Israëls - chronologisch: citaat over - van Jan Veth |
k nieuw citaat over van Jan Veth |
||
Regel 54: | Regel 54: | ||
| bron = {{aut|Jan Veth}}, ''"Gedenkboek der Hollandsche schilderkunst uit het tijdperk 1860-1890"'', 1893 & 1898, C.M. van Gogh, Amsterdam. |
| bron = {{aut|Jan Veth}}, ''"Gedenkboek der Hollandsche schilderkunst uit het tijdperk 1860-1890"'', 1893 & 1898, C.M. van Gogh, Amsterdam. |
||
| aangehaald = {{aut|Max Rooses}}, [https://www.dbnl.org/tekst/roos015schi03_01/roos015schi03_01_0006.php ''"Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw"''], Deel 1, ''"Jozef Israëls"'', door J. de Meester, p. 96, Elsevier, Amsterdam, 1898 |
| aangehaald = {{aut|Max Rooses}}, [https://www.dbnl.org/tekst/roos015schi03_01/roos015schi03_01_0006.php ''"Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw"''], Deel 1, ''"Jozef Israëls"'', door J. de Meester, p. 96, Elsevier, Amsterdam, 1898 |
||
| opmerking = Andere kunstcritici in zijn tijd hadden veel kritiek op de sentimentele of melancholische uitdrukking van zijn schilderijen |
|||
}} |
}} |
||
Regel 60: | Regel 61: | ||
| bron = {{aut|Jan Veth}}, |
| bron = {{aut|Jan Veth}}, |
||
| aangehaald = [https://ia800204.us.archive.org/31/items/dehollandschesch00mariuoft/dehollandschesch00mariuoft.pdf ''De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende Eeuw'', [[w:Grada Hermina Marius|G. H. Marius]];] Martinus Nijhoff, s-’Gravenhage, tweede druk, 1920, p. 120 |
| aangehaald = [https://ia800204.us.archive.org/31/items/dehollandschesch00mariuoft/dehollandschesch00mariuoft.pdf ''De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende Eeuw'', [[w:Grada Hermina Marius|G. H. Marius]];] Martinus Nijhoff, s-’Gravenhage, tweede druk, 1920, p. 120 |
||
⚫ | |||
}} |
}} |
||
⚫ | |||
{{menu}} |
{{menu}} |
||
Versie van 31 jan 2021 17:54
Jozef Israëls (Groningen, 27 januari 1824 – Den Haag, 12 augustus 1911) was een Nederlandse schilder, etser en lithograaf. Hij was een van de voornaamste schilders uit de Haagse school.
Citaten van Jozef Israëls - chronologisch
- „Zorg voor zuiverheid in de verf en niet zoo stinkerig dik van smeerderij, dun, dun, dun, en zo op het licht hier en daar een zetje dik[ke verf].. ..dikke binnenhuizen zijn onaangenaam - lang teekenen voor je begint en het prettig bij elkaar arrangeren voor gij aan het verwen gaat..”
- Bron: Jozef Israëls, opmerking tegen w:David de la Mar, 1867, " Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk - Lokhorst, Jan van (1837-na 1874)", Brussel, 1862-03-03
- Aanhaling(en): Mayken Jonkman & Eva Geudeker, "Mythen van het Atelier", D'jonge Hond, Zwolle/The Hague, 2010, ISBN 9789089102065;
en "Jozef Israëls", Joods virtueel museum. - Het citaat van Jozef Israëls illustreert goed dat Jozef Israëls circa 1867 zelf nog op een vrij traditionele wijze schilderde, wat hij hier op het atelier overdroeg aan de jongere schilder David de la Mar
- „Men [had er] van alles op te zeggen en wat ik er mee bedoelde vatte niemand. [..] men noemde het de apotheose van een schoudermantel, de figuur veel te groot voor het kader, enz. enz. Vreemd genoeg heeft het vervolgens bijna op alle tentoonstellingen zeer voldaan en wordt [het] nog voor een mijner besten gehouden.”
- Bron: Jozef Israëls, ruim na 1880, De Haagse School, R. de Leeuw / J. Sillevis / C. Dumas; Haags Gemeentemuseum, 1983, p. 193 ISBN 906522006
- Aanhaling(en): Arsine Nazarian, Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw., juli 2008, Utrecht, p. 62
- Aanvankelijk werd het schilderij 'Als men oud wordt' in 1880 (zie afbeelding, rechts) slecht ontvangen, het gold in die jaren als een van Israëls meest omstreden werken. Toch werd het schilderij het meest geëxposeerd van al zijn werken; hij maakte dan ook meerdere versies
- „Er zijn er die vinden dat het [de Nachtwacht, in het net geopende Rijksmuseum in 1884] er prachtig is [hangt], - het blinkt, het schatert even als een kermisstuk, maar is dat de manier waarop die grootste kunst moet worden tentoongesteld? Het is immers onnoodig om iets bij te brengen aan het toch reeds zoo sterke effect en het saamgedrongene der compositie, maar men moet weten, kennen en voelen, waar het hem eigentlijk bij Rembrandt om te doen is. Het is geen pretmaker of een schreeuwleelijk, het is een ernstige en breede kunst..”
- Bron: Jozef Israëls, brief aan Jan Veth, herfst van 1894
- Aanhaling(en): In het Rijksmuseum, Jan Veth; Holkema’s Boekhandel, Amsterdam, 1894, p. 13
- Rembrandt was voor Jozef Israëls de grootste en inspirerende Nederlandse schilder, waardoor hij zich grote zorgen maakte over de presentatie van de 'Nachtwacht' in het Rijksmuseum. Hij schreef later hierover nog een brief naar de betreffende minister
Citaten over Jozef Israëls - chronologisch
- „..de smaken waren toen [c. 1848] zóó zonderling, zóó anti-artistiek, dat eens, toen hij [= Jozef Israëls] een portret van een oude vrouw had gemaakt, Jan Kruseman (zijn leermeester) tegen hem zei dat hij niet meer zulke leelijke menschen moest schilderen, omdat dit den goeden smaak bedierf.”
- Bron: Ph. Zilcken, "Peintres Hollandais Modernes", 1894
- Aanhaling(en): Max Rooses, "Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw", Deel 1, p. 94; Elsevier, Amsterdam 1898.
- In dit citaat beschrijft de veel jongere kunstschilder Ph. Zilcken het Haagse dominerende schilders-klimaat rond 1850 en de positie van Jozef Israëls daarin
- „Of Israëls lijdt met de lijdenden, die hij schildert, of deze poëet der ellende een melancolicus is, of de droeve bekoring zijner werken gefilterd werd uit eigen smart?.. De zaak is dat de Heer Israëls geen lyricus van nature is, maar dat men, naar ik meen, in hem vooral een groot dramatisch talent te onderkennen heeft. En droefheid en ellende zijn hem voor de bijzondere expressie van dat dieper gelegen reëele, dat hij van nature nastreeft, meer dan iets anders dankbare stof gebleken.”
- Bron: Jan Veth, "Gedenkboek der Hollandsche schilderkunst uit het tijdperk 1860-1890", 1893 & 1898, C.M. van Gogh, Amsterdam.
- Aanhaling(en): Max Rooses, "Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw", Deel 1, "Jozef Israëls", door J. de Meester, p. 96, Elsevier, Amsterdam, 1898
- Andere kunstcritici in zijn tijd hadden veel kritiek op de sentimentele of melancholische uitdrukking van zijn schilderijen
- „Wie het dus een geluk acht, in grooten kring bekend te zijn, kan zeggen, dat de heer Israëls in zijn kunstenaarscarrière het fortuin gehad heeft, met werken van voorbijgaande belangrijkheid beroemd te worden, en later met schilderijen van onschatbare waarde, dien eens verworven roem meer dan verdiend te hebben."”
- Bron: Jan Veth,
- Aanhaling(en): De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende Eeuw, G. H. Marius; Martinus Nijhoff, s-’Gravenhage, tweede druk, 1920, p. 120
- In dit citaat doelde Jan Veth op de schilderperiode van Jozef Israëls, waarin hij onder andere de kinderen aan het Scheveningse strand schilderde, zoals in zijn bekende doek 'Kinderen der Zee' (zie rechts)