• zeer
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
  • In de betekenis van ‘smart’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • In de betekenis van ‘pijnlijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zeer zeren
verkleinwoord zeertje zeertjes

het zeero

  1. een pijn, zeerte of ziekte
  2. een pijnlijke herinnering
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zeer zeerder zeerst
verbogen zere zeerdere zeerste
partitief zeers zeerders -

zeer

  1. pijnlijk
    • Hij had een zere teen. 

zeer

  1. in hoge mate, heel erg
    • Zeer goed. 
     Een onbekende stem vertelde een eindeloos lange mop met een zeer matige clou, maar ik was allang blij afgeleid te worden.[2]
     Het was dus maar zeer de vraag of het iets had uitgemaakt als hijzelf aanwezig had kunnen zijn bij de laatste fase van het storten, toen het ongeluk plaatsvond.[3]
  2. pijnlijk.
    • Dat doet zeer. 
  3. pijn.
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. 1,0 1,1 1,2 "zeer" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be