• wre·ve·lig
  • afleiding van wrevel met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wrevelig wreveliger wreveligst
verbogen wrevelige wreveligere wreveligste
partitief wreveligs wreveligers -

wrevelig

  1. geïrriteerd, bitter
    • De wrevelige docente had geen geduld meer met de storende leerling die ook nog eens zijn huiswerk niet had gemaakt. 
89 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be