wintertuin
- Geluid: wintertuin (hulp, bestand)
- win·ter·tuin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintertuin | wintertuinen |
verkleinwoord | wintertuintje | wintertuintjes |
de wintertuin m
- overdekte tuin aangelegd in een kas of serre waar het in de winter warmer is dan in de omgeving
- ▸ Pierre kende die kamer goed, met de twee openslaande Italiaanse ramen, de toegang tot de wintertuin, een groot borstbeeld van Katharina en haar portret in volle lengte.[2]
- ▸ Op het moment dat het dak naar beneden kwam, werd er bovenop gewerkt aan een wintertuin. Daarvoor werden onder meer planten en bomen geplaatst. Mogelijk bezweek het dak onder het gewicht.[3]
1. overdekte tuin aangelegd in een kas of serre waar het in de winter warmer is dan in de omgeving
- Het woord wintertuin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Premier Letland stapt op om ramp” (27-11-2013), NOS