• voor·bij
stellend
onverbogen voorbij
verbogen voorbije
partitief voorbijs

voorbij

  1. wat al in het verleden ligt
    • In de voorbije jaren waren er grote demonstraties in Teheran, Sjiraz en zelfs Masjhad. 

voorbij

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord een bepaald punt passeren
     Het werd het koudst in maart op het moment dat we dachten dat de winter snel voorbij zou zijn.[3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be