• ver·vals·te
vervoeging van
vervalsen

vervalste

  1. enkelvoud verleden tijd van vervalsen
    • Ik vervalste. 
    • Jij vervalste. 
    • Hij, zij, het vervalste. 
  2. verbogen vorm van vervalst, voltooid deelwoord van vervalsen
     Bijna 20 miljoen euro wilde ze lenen. Ze kon een (vervalste) kredietbrief van de UBS Bank in Zwitserland overleggen en toonde rekeningoverzichten waarop haar ‘vermogen’ stond, staat in de aanklacht te lezen schrijft persbureau AP.[1]
  1.   Weblink bron
    Marlies van Leeuwen
    “‘Miljonairsdochter’ blijkt meesteroplichter” (27-03-2019), Tubantia