• ver·on·der·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord veronderstelling veronderstellingen
verkleinwoord - -

de veronderstellingv

  1. wat verondersteld wordt; iets waarvan men denkt dat het zo is maar men niet door eigen aanschouwing weet
     Vanavond werd ik verplicht om naast graaf Bryston plaats te nemen, een pretentieuze blaaskaak die zeer weinig aan het hof is geweest. Hij is de bestuurder van een of ander godverlaten moerasland in het noorden en verkeert blijkbaar in de veronderstelling dat hij, vanwege de loyaliteit van zijn voorouders aan het koningshuis, over de koninklijke familie mag zeggen wat hij wil.[2]
     Maar wat antwoordde mama op de vraag over Stalin? Nu, vijftien jaar later, wordt de herinnering, de hoogst onbetrouwbare herinnering, aangevuld met veronderstellingen, een soort reconstructie van wat mama geantwoord moest hebben omdat ze was wie ze was, net als wij allemaal in de familie Lauritzen.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be