taxi
- taxi (niet afgebroken)
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘huurauto met chauffeur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taxi | taxi's |
verkleinwoord | taxietje | taxietjes |
de taxi m
- (verkeer) een voertuig bestemd om tegen betaling klanten van de ene plaats naar de andere te brengen
- Ik heb maar een taxi genomen.
|
|
1. een voertuig bestemd om tegen betaling klanten van de ene plaats naar de andere te brengen
vervoeging van |
---|
taxiën |
taxi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taxiën
- Ik taxi.
- gebiedende wijs van taxiën
- Taxi!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taxiën
- Taxi je?
- Het woord taxi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taxi" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "taxi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- In de meeste woordenboeken beschouwd als een verkorting van taximètre "taximeter", "huurkoets (voorzien van een taximeter)", voor het eerst aangetroffen rond 1900.[1]
- Volgens de Franse geschiedkundige Michel Pastoureau een eponiem, vernoemd naar het adellijk geslacht Thurn und Taxis,[2] dat in Europa een continentale postdienst invoerde.
taxi m
- (verkeer) een voertuig bestemd om tegen betaling klanten van de ene plaats naar de andere te brengen
- (spreektaal) taxichauffeur
- «Joe le taxi, il va pas partout.»
- Joe de taxichauffeur rijdt niet overal naar toe. [3]
- «Joe le taxi, il va pas partout.»
- ↑ Weblink bron taxi in: Trésor de la Langue Française informatisé, version informatisée op www.cnrtl.fr/
- ↑ “Jaune. Histoire d'une couleur” (2019), Édition du Seuil, Paris, p. 212, 232-233 (notes no 93 et 94)
- ↑ Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 197
- ta·xi
Naar frequentie | 2518 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | taxi | taxien | taxier | taxiene |
genitief | taxis | taxiens | taxiers | taxienes |
taxi, m
- bestille taxi
een taxi bestellen
- ta·xi
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | taxi | taxien | taxiar | taxiane |
taxi, m
enkelvoud | meervoud |
---|---|
taxi | taxis |
taxi m