• steen·dood
stellend
onverbogen steendood
verbogen steendode
partitief steendoods

steendood

  1. helemaal levenloos, ook in figuurlijke betekenis
     Weet ge dat ik hem, maar het blijft onder ons hé, nog meer dan eens heb moeten scheren en dat terwijl hij al dagenlang stijf en steendood lag? Ge moet niet vragen![3]
     Peer Goris had twintig jaar lang zijn bloedpens en cervelas gekocht bij Jeroom Meulepas, had hem nooit anders dan ‘Jeroom’ genoemd, en nu was hij liever steendood van zijn ladder gevallen dan ‘Monsieur’ tegen hem te zeggen.[4]
  • morsdood (in Nederland meer gangbare vorm)
  • frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [5]
        4
  • frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [5]
        5
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. steen op website: Etymologiebank.nl
  3. Het verdeelde huis in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, steendood
  4.   Weblink bron “Jeroom en Benzamien.” (1946), N.V. Standaard, Antwerpen / Wereldbibliotheek, Amsterdam, p. 82
  5. 5,0 5,1
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, steendood