stationwagon
  • sta·ti·on·wa·gon
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stationwagon stationwagons
verkleinwoord

de stationwagonm

  1. een verlengde personenauto met vaak een verticale achterkant; personenauto waarin men extra veel bagage kan meenemen
     De auto's stonden weliswaar voor zijn erf geparkeerd, alleen waren het geen politiewagens, maar een oude grijze Mercedes-stationwagon en een busje met tralies aan de achterkant.[2]
     Volgens de politie waren er zeker drie mensen betrokken bij de ontvoering. Ze zouden rijden in een witte Audi A4 stationwagon.[3]
     De Duitse zender N24 had enkele uren na de aanslag contact met de voetballer. Naki vertelde een verslaggever dat hij bij een vriend in Aken was geweest en op weg terug was naar Düren, waar zijn familie woont. Hij hoorde plotseling twee schoten, ging rechts rijden, dook weg maar kon nog net zien dat een zwarte stationwagon met hoge snelheid wegreed.[4]



  1. stationwagon op website: Etymologiebank.nl
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672
  3.   Weblink bron “Man ontvoerd in Zaandam” (zaterdag 9 juli 2016, 20:24), NOS
  4.   Weblink bron “Koerdische voetballer en Erdogan-criticus overleeft moordaanslag in Duitsland” (maandag 8 januari 2018, 19:33), NOS