• star·ter
  • Afgeleid van start met het achtervoegsel -er.
enkelvoud meervoud
naamwoord starter starters
verkleinwoord startertje startertjes

de starterm

  1. iemand die met iets begint
    • Voor starters op de woningmarkt komt er een overgangsregeling. 
  2. iemand die vanaf een startlijn aan een wedstrijd begint
    • De eerste starters komen al binnen. 
    • Die sprinter is een van de beste starters ter wereld. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • star·ter
Naar frequentie 987

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
  3. (sport) deelnemer aan een sportwedstrijd
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken


  • star·ter
Naar frequentie 1127

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken