• rij·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rijen
rijde
gerijd
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

rijen [1]

  1. overgankelijk in een rij plaatsen

de rijenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rij
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]