• rij·be·wijs
enkelvoud meervoud
naamwoord rijbewijs rijbewijzen
verkleinwoord rijbewijsje rijbewijsjes

het rijbewijso

  1. (verkeer) een officieel document waarmee de bezitter bevoegd is om een motorvoertuig te besturen
    • Hij geeft gisteren zijn rijbewijs gehaald. 
  • roze briefje
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]


enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  rijbewijs     rijbewijsnan  

rijbewijs

  1. rijbewijs
    «Si bo rijbewijs a caduca pa mas cu un aña caba, bo mester pasa un curso pa evalua bo capacidad pa stuur un vehiculo di motor.[2]»
    Als uw rijbewijs meer dan een jaar geleden verlopen is, moet u een cursus volgen om uw rijvaardigheid te evalueren.
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: reibeweis.
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  2. Renobacion di rijbewijs Aruba Gobernacion.