• noch

noch

  1. (formeel) en (ook) niet
     Natuurlijk hebben noch ik noch de heren in lange jurken enig idee wat waar is en wat niet, maar je moet tenslotte toch ergens in geloven.[4]

Noch komt vaak voor als tweede deel van de ontkenning, maar kan ook alleen staan of met zichzelf worden gecombineerd ([noch] het een, noch het ander)

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]


noch

  1. nog
  1. noch, als tweede deel van een ontkenning (waarvan nicht of weder meestal het eerste deel is)