• nauw·te
enkelvoud meervoud
naamwoord nauwte nauwtes
verkleinwoord

de nauwtev

  1. een krappe, nauwe doorgang
    • Na de grootburgerlijke gevelrij van de gracht komt een volks en open plein en dan een proletarische nauwte die uitkomt op de wijdse, republikeinse Amstelbocht en daarvoorbij de brede, rechte, patricische Kloveniersburgwal, met een zijsteeg als achteringang tot de grootmacht van het Oost-Indisch Huis. Er zit een compositie in die stad, waardoor elke route de stemmingswisseling meekrijgt van een muziekstuk. Ik maak elke dag een symfonische doorsteek. [2] 
    • Terwijl toeristen onbeleefd verder snateren, spelen en zingen muzikanten en dansen jonge meisjes in lange zwarte sluiers behangen met zilver en kaurischelpen de slangendans, waarbij ze zich oprichten en toestoten als cobra's in de nauwten tussen de tafeltjes. [3] 
87 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC A. de Swaan Het went
  3. NRC Don BlochRené Kurpershoek 14 november 1996 De vele functies van In India
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be