meivis
  • mei·vis
enkelvoud meervoud
naamwoord meivis meivissen
verkleinwoord

de meivism

  1. vissen die in het voorjaar gevangen worden
     In het project werken inwoners, organisaties en overheden langs de Rijn samen om de leefbaarheid van de rivier te verbeteren voor niet alleen de zalm, maar ook voor de zeeforel, meivis en lamprei.[2]
35 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Recordaantal zalmen in Duitse Rijn” (03-06-2015), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be