materiaal
- ma·te·ri·aal
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘bouwstof’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [1]
- mogelijk van het Oudfranse 'material'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | materiaal | materialen |
verkleinwoord | materiaaltje | materiaaltjes |
het materiaal o
- (materiaalkunde) een tastbare stof (-> materie)
- Van welk materiaal is die brug gemaakt?
- ▸ Cuben fiber is een superlicht maar sterk materiaal, afkomstig uit de zeilwereld.[2]
- geheel van zaken die men voor een bepaald doel nodig heeft, benodigdheden
- [1] grondstof, bouwstof, benodigdheid
- [2] materieel
|
1. een tastbare stof
- Het woord materiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "materiaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "materiaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be