longfoto
  • long·fo·to
enkelvoud meervoud
naamwoord longfoto longfoto's
verkleinwoord

de longfotov / m

  1. een afbeelding van de longen gemaakt met röntgenstralen
    • Daarom is in overleg met de directie van ROC van Twente besloten om de groep studenten en docenten te onderzoeken die regelmatig intensief contact hebben gehad met de patiënt. Dit gebeurt door een huidtestprik (Mantoux) en/of een longfoto. [1] 
    • Een longontsteking ligt op de loer. Sara is al weken verkouden, maar krijgt het slijm niet weg gehoest. De dame van de röntgenafdeling vraagt of Sara even wil gaan staan voor de longfoto. [2] 
    • Voor De Wals was het een geweldige opsteker in een moeilijke tijd. „In het voorjaar begonnen de klachten. De eerste gedachte ging uit naar een griepje.” Maar de huisarts vertrouwde het niet en stuurde haar door voor een longfoto. Nog dezelfde dag hoorde de Oldenzaalse dat er een kwaadaardige tumor in de long zat. Een vreselijk bericht en ze bereidde zich voor op een lijdensweg. „Waar ik erg tegenop zag was de dagelijkse reis naar zo’n grote medische fabriek in Amsterdam. Je bent daar zo’n nummer.’’ [3] 
  1. Tubantia Erik Hogeboom 13-11-06 TBC ontdekt op ROC Hengelo
  2. Tubantia Bram Verbrugge 21-03-17 Wat een pechvogel is Sara toch
  3. Tubantia Roel Lutkenhaus 09-11-11 Regio heeft eigen superbestraler