• lam·me·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lammeren
lammerde
gelammerd
zwak -d volledig

lammeren

  1. inergatief, (veeteelt) (van ooien en geiten) het werpen van jongen

de lammerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lam
94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be