Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: kür


  • kuur
enkelvoud meervoud
naamwoord kuur kuren
verkleinwoord kuurtje kuurtjes

de kuurv / m

  1. een behandeling ter genezing van een ziekte of een ongezonde situatie (zoals een verslaving)
    • Hij moest een kuur tegen verdere uitzaaiing van de kanker ondergaan. 
  2. plotseling optredend vreemd gedrag
    • Wat een kuren heeft dat ding. 
vervoeging van
kuren

kuur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuren
    • Ik kuur. 
  2. gebiedende wijs van kuren
    • Kuur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuren
    • Kuur je? 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]