klik
- klik
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: nabootsing van geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- klanknabootsing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klik | klikken kliks [3] |
verkleinwoord | klikje | klikjes |
de klik m
- kort, scherp en droog geluid
- Hij drukte de knop in tot hij een klikje hoorde.
- (informatica) een keuze gemaakt door ergens op te drukken en die een andere pagina of ander deel van de pagina op het scherm brengt
- (taalkunde) een niet-pulmonaire medeklinker gemaakt door een dubbele afsluiting te maken met de tong of de lippen, een onderdruk te maken en de afsluiting los te trekken
- In het Xhosa komen drie kliks voor die geschreven worden als c, x en q en die ieder in een zestal varianten uitgesproken kunnen worden.
vervoeging van |
---|
klikken |
klik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klikken
- Ik klik.
- gebiedende wijs van klikken
- Klik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klikken
- Klik je?
- Het woord klik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klik" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- klik
klik
- gebiedende wijs van klikke
klik