kerstpakket
  • kerst·pak·ket
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstpakket kerstpakketten
verkleinwoord kerstpakketje kerstpakketjes

het kerstpakketo

  1. (kerst) een samengesteld cadeau dat bijvoorbeeld een werkgever omstreeks Kerstmis aan zijn personeelsleden geeft
    • Als je een keer een explosieve kantoorlunch wil beleven - compleet met schuim in de mondhoeken en over de tafel vliegend serviesgoed - dan moet je voor de lol eens beginnen over het KERSTPAKKET en of dat niet kan worden afgeschaft. Geheid dat je collega’s je dan tot diep in april tot op het bot haten. Want het kerstpakket is heilig op kantoor. Ik durf te wedden dat als de aarde ontploft en we over 4.000 jaar weer voorzichtig beginnen met een meeting aan een statafel, er twee dingen als eerste zullen worden geregeld: een koffieautomaat, en een kerstpakket. [1] 
  2. (kerst) relatiegeschenk met Kerstmis
    • Nu de economie groeit, worden er meer en luxere kerstpakketten uitgedeeld. Al zijn ze in het westen van Nederland wat duurder dan in het oosten. Advocaten worden het rijkst bedeeld.[2]  
  1. NRC Japke-d. Bouma 20 december 2016
  2. Volkskrant 22 december 2016