• kas·sei·rij·der
enkelvoud meervoud
naamwoord kasseirijder kasseirijders
verkleinwoord

de kasseirijderm

  1. (wielrennen) wielrenner die op kasseien rijdt
  2. (wielrennen) wielrenner die goed is of gespecialiseerd is in het rijden op kasseien
    • Op de kasseien van de Vlaamse Westhoek had de kasseirijder een voordeel.