• in·swin·ger
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord inswinger inswingers
verkleinwoord

de inswingerm

  1. (sport) (voetbal) bal die met een boog het doel ingaat
     Na een prachtige inswinger van Pablo Rosario volgde een bekeken schuiver van Albert Gudmundsson. Ajacied Leon Bergsma maakte in tweede helft een eigen doelpunt.[1]
     In de 82e minuut viel de enige treffer van de thuisploeg. Marc Albrighton leverde een inswinger af waarop doelman Heurelho Gomes zich verkeek.[2]
41 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “VVV-Venlo heeft titel nog niet binnen” (17-04-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron “Van der Vaart blinkt uit op Boxing Day” (26 december 2010,), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be