• in·ko·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkopen
kocht in
ingekocht
zwak -cht volledig

inkopen

  1. overgankelijk door kopen een voorraad aanleggen
    • Onze Chef Bier heeft biologisch boekweitbier ingekocht. 
     Toch had ik haar hele lijst integraal ingekocht in een gigantische supermarkt in San Diego, genoeg voor de eerste zeven weken. Al dat eten stuurde ik vervolgens in zeven verschillende postdozen naar mezelf vooruit, omdat de trail alleen maar door de wildernis trok en de voedselprijzen erg hoog waren in de gehuchten waar ik af en toe langs zou komen.[1]
  2. kopen bij iemand die producten of diensten levert
     De NZa wil met de gegevens van uiteindelijk 800.000 ggz-patiënten een beter beeld creëren van de zorg die nodig is. Daartoe moeten behandelaars per patiënt een online scorelijst invullen. Ook zorgverzekeraars kunnen van de informatie gebruikmaken bij het inkopen van zorg. Behandelaars die geen of onjuiste gegevens aanleveren, kunnen na een waarschuwing een dwangsom opgelegd krijgen.[2]

de inkopenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inkoop
  2. alleen meervoud aangeschafte goederen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be