grens aaneen
- grens aan·een
vervoeging van |
---|
aaneengrenzen |
grens (...) aaneen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneengrenzen
- Ik grens aaneen.
- gebiedende wijs van aaneengrenzen
- Grens aaneen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneengrenzen
- Grens je aaneen?
- Het woord 'grens aaneen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.