• goal·get·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord goalgetter goalgetters
verkleinwoord

de goalgetterm

  1. (voetbal) voetballer die vaak doelpunten maakt
     Want de Nigeriaanse goalgetter werd node gemist de afgelopen weken. Een bovenbeenblessure kostte hem bijna drie hele competitieduels, waarin de soevereine koploper in de Serie A prompt vier punten verspeelde. Afgelopen zaterdag maakte hij tegen Hellas Verona een kwartier voor tijd zijn rentree, maar zijn schot tegen de lat veranderde niets aan de 0-0 die ook na het laatste fluitsignaal nog op het scorebord prijkte.[3]
     Wie vervangt de onvervangbare goalgetter van Oranje? "Haha, da's een leuke. Het ligt eraan hoe je gaat spelen. Dat Fenna (Kalma, red.) doelpunten kan maken weten we. Romée (Leuchter, red.) laat het ook zien in de Nederlandse competitie. Lineth (Beerensteyn, red.) heeft het bij het nationale team al laten zien, maar is ook weer een heel ander type speelster. Het is de taak van Andries om de spits in stelling te brengen. En als dat gebeurt, dan kunnen ze allemaal doelpunten maken volgens mij."[4]
  1. goalgetter op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Napoli rekent in Italiaanse clash op topscorer Osimhen: 'Hij heeft zo veel opties'” (Dinsdag 18 april 2023, 12:39), NOS
  4.   Weblink bron “Geblesseerde Miedema wil later coach worden: 'Bespreek elke wedstrijd met Andries'” (Zaterdag 8 april 2023, 12:15), NOS