• ger·ste·brood
enkelvoud meervoud
naamwoord gerstebrood gerstebroden
verkleinwoord

het gerstebroodo [1]

  1. (voeding) brood gemaakt van het meel van gerst
     Ik heb genoeg van jagerskost, ik ben ziek van vlees en verlang naar pap en gerstebrood.[2]
     ' en toen de beker was gebracht leegde hij hem, zonder zelfs maar één enkele blik op de pap en het gerstebrood te werpen die het meisje voor hem neergezet had.[2]